Hans Aangeenbrug verdedigde zich als gewoonlijk de laatste jaren met de Pirc. De enige manier voor Krijger om in het voordeel te kunnen komen, was de zware stukken af te ruilen. Aangeenbrug maakte geen fouten, waarna de partij eindigde in remise.

Bas van der Graaf speelde tegen John van Dalsen een Siciliaan, waarin Van Dalsen een blijvende zwakte in het centrum opliep. Na ruil van een paar lichte stukken kreeg van der Graaf een beslissende aanval.

Paul Greefhorst mocht met wit openen tegen Mark van Rooten. Op de zesde zet speelde Van Rooten zijn koningsloper met het overduidelijke plan te rokeren. Greefhorst zette daarop zijn dame alvast klaar voor een aanval. Nadat Van Rooten toch rokeerde ging ook nog een wit paard richting zwarte koning.  Van Rooten speelde een pion op de andere vleugel waarna een witte loper in de vijandelijke koningsstelling insloeg als een bom. Na een kort offensief was het over.

Cees Bimmel en Sjaak Spiegels speelden een strategische partij. In het middenspel werd er gevochten om het centrum. Spiegels schoof zijn pionnen door waarna Bimmel onder druk kwam te staan. Uiteindelijk leverde dat Spiegels een pion meer op en zo creëerde hij een vrijpion. Met nog weinig tijd op de klok wist Spiegels te winnen. Peter de Vrieze speelde met wit tegen Han van der Made. De Vrieze dacht wat voordeel te halen, maar gaf een loper weg. Iets later werd deze weer teruggewonnen waarna de Vrieze in een iets mindere stelling remise aanbood wat door Van der Made werd aangenomen.

Piet de Vreede speelde tegen Jan Verduijn den Boer een damegambiet. Zwart kwam een pion achter. Na een zware slagwisseling kwam de Vreede iets beter te staan. Na dame ruil en toerenruil leverde de Vreede dat  een loper op. Daardoor waren de pionnen op de damevleugel niet meer te verdedigen en ga zwart op.

De partij tussen René van Rikxoort en Johan Hoogstrate ging lange tijd gelijk op. Pas na een belangrijk aftrekschaakje van Hoogstrate kwam er schot in de wedstrijd en speelde Hoogstrate dit geroutineerd uit.