Sjaak Spiegels had zich met zwart goed voorbereid op de vaste opening van Hans Aangeenbrug: hij speelde de Ignore-Trompowski, hij negeerde de openingsopzet van wit. Je moet maar durven… De witspeler wist van deze variant wel de algemene richtlijnen, maar de finesses niet meer, en kwam niet verder dan een klein voordeeltje. Spiegels speelde alert en gaf geen kansen weg, en uiteindelijk waren beiden tevreden met een puntendeling.

Bas van de Graaf beantwoordde de opening van Kedem Gutkind met een half gesloten systeem. Na een aanval van Gutkind kwam de stelling open, maar Gutkind maakte een foutje, dat door de inmiddels weer op zijn oude niveau zijnde Van de Graaf genadeloos werd afgestraft. Het leverde Van de Graaf een stuk op, waarna hij het voordeel secuur wist om te zetten in winst.

De met zwart spelende Kees Bimmel speelde de opening niet helemaal correct, waarop Martin Krijger een loper op f7 offerde. Het brak de koningsvleugel van Bimmel open en winst voor Krijger leek slechts een kwestie van tijd. Dat viel tegen, Bimmel produceerde een reeks heel sluwe zetten, en verleidde Krijger tot kleine foutjes. Gaandeweg verbeterde de stelling van zwart en beiden kwamen remise overeen op het moment dat de stelling echt weer in evenwicht was.

Paul Greefhorst wilde tegen John van Dalsen te voorkonen dat deze een sterke pionstructuur zou opbouwen, een van zijn spelkenmerken. Nadat Greefhorst de eerste pionruil in zet 8 kon forceren, wist hij zijn tegenstander te verleiden tot een foute verdedigingszet, waarna een dubbelaanval kwam op een toren en een matveld. Met uiteindelijk een toren en een pion voorsprong gaf Greefhorst de partij niet meer uit handen.

Jan Verduyn den Boer liet de andere schakers even flink schrikken. In een stille zaal klonk plotseling een luid en triomfantelijk “mat!”. Al na een uur spelen was op dit bord de strijd beslist. Met een gewaagde aanval door het centrum zette de met zwart spelende nestor van de vereniging zijn jonge opponent Peter Verkaart op fraaie wijze mat. Midden op het bord.

Fokko Baakman trok vanuit de opening fris ten strijde. Wat Piet de Vreede ook probeerde, zijn tegenstander kwam steeds beter te staan. De Vreede probeerde uit alle macht iets terug te doen, maar kwam niet aan rokeren toe. Met een paardvork veroverde Baakman een toren, en toen De Vreede terugnam, kwam zijn loper in een aanval terecht. Bij het verdedigen van deze loper viel zijn loper aan de andere kant van het bord. De op toeren geraakte Baakman viel tenslotte over het hele bord aan. De zwarte koning kon er niet meer tegenop, en moest “zijn kroon inleveren”.