Vd Graaf verdedigde zich met de Leningrader: scherp tegenspel, met strijd over het hele bord. Spiegels verwierf in de loop van de partij door een wat betere structuur licht voordeel. Aan het eind van de partij echter, toen beide spelers in tijdnoodfase beland waren, maakte hij enkele foutjes, en verloor materiaal. Hans Aangeenbrug kon in de opening geen voordeel behalen tegen de sterk spelende Adrie de Jonge. Maar in het middenspel gaf De Jongen een stuk weg, en toen was er geen houden meer aan. Krijger won van Van der Made, door zodanig met zijn stukken heen en weer te laveren, dat de verdedigers overbelast raakten. Toen de stelling open kwam, kon zijn vrijpion ongehinderd oprukken. Hans Baris en Jan Bom speelden een spectaculaire partij. Over en weer werd geofferd. Toen de kruitdampen opgetrokken waren, bleken de stellingen weer in evenwicht. John van Dalsen verloor op de 10e zet zijn Dame. Hij hield nog lang stand, vooral een lastige loper baarde zijn tegenstander Brouwer veel zorgen. Maar uiteindelijk was de stelling niet houdbaar. Arend Bandsma won in het middenspel twee pionnen. Omdat de lopers in beide kampen dezelfde kleur hadden, bleken deze twee samenwerkende “boeren” (de oude naam voor een pion), de doorslag te geven. Herman Jukkenekke speelde in zijn herkenbare stijl vol overgave. Alleen overzag hij een kleine combinatie van de altijd zeer alerte Aat Brakel. Zoal zo vaak, ging Brakel, een positioneel zeer goede speler, met het punt huiswaarts. Van der Veken liet zijn Witte Leeuw echt brullen. Met drie stukoffers greep hij de zege.